Leren doe je als kind vaak spelenderwijs. Wat leert dat je over gender? Ik leerde als kind dat klussen iets voor mannen is en koken iets voor vrouwen. Dat het heel geëmancipeerd is als een vrouw boort en als een man kookt. Ik leerde dat mannelijkheid iets donkers, blauws en zwaars is, en vrouwelijkheid iets rozeroods en lichts is. Ik leerde dat mannen macht hebben en dat vrouwen lief zijn.
Verslag van de bijeenkomst 'N for Neutral' door Tamar
(het origineel is hier te lezen)
Wijs een willekeurig voorwerp aan en de meeste mensen kunnen zeggen of ze het mannelijk of vrouwelijk vinden. Gender gaat veel en veel verder dan wat je tussen je benen hebt, of je wel of geen borsten hebt en in welke verhouding oestrogenen en testosteron rondzwerven in je lichaam. Gender doordrenkt werkelijk álles.
Als doorgewinterde feministe vind ik dat meestal ontzettend stom. Punt. Toch is het ook wel eens leuk om na te denken, door te denken, over waaróm het eigenlijk ook alweer stom is, of het áltijd stom is, of we er iets aan kunnen doen… Dat gebeurde afgelopen donderdagavond bij een thema-avond over genderneutraliteit van FemNet, het feministisch netwerk van GroenLinks. Documentairemaakster Sterre de Jong vertoonde daar N for Neutral. In deze documentaire stelt ze de vraag waarom we van volwassen mensen verwachten dat zij geëmancipeerde levens leiden – waarin niet vastgeroeste ideeën over gender, maar authentieke keuzes leidend zijn – terwijl we kinderen leren dat er twee verschillende soorten mensen zijn die absoluut niet met hetzelfde speelgoed kunnen spelen.
Goede vraag. Juist op het moment dat mensen ver vóór de puberteit nog nauwelijks geslachtelijk gedifferentieerd zijn, willen we ze uit alle macht opdelen in twee helften. Roze of blauwe muisjes, geboortekaartjes die maar in twee kleuren komen, speelgoedwinkels die maar twee soorten speelgoed hebben. Als compensatiestrategie? Omdat we anders in de war raken? Ik weet het niet.
In Zweden, mijn lievelingsland, wordt veel nagedacht over dit probleem. Sterre bezocht er o.a. kinderopvang Egalia, waar kinderen genderneutraal worden opgevoed. Hun begeleiders benaderen de kinderen zoveel mogelijk op dezelfde manier – afhankelijk van hoe het kind zich gedraagt, natuurlijk. Ze troosten huilende jongetjes even lang als huilende meisjes – iets wat, zo blijkt uit onderzoek, meestal niet het geval is, want de meeste volwassenen zijn lief voor huilende meisjes en geven huilende jongens een ‘kop op’. En, groot punt van controverse, in Egalia spelen ze met taal. Ze gebruiken voor iedereen het genderneutrale voornaamwoord ‘hen’ in plaats van ‘han’ (hij) en ‘hon’ (zij).
Veel mensen schrikken van de benadering. Ik niet zo. Ik vind het er heerlijk uitzien, al die kinderen in verschillende bonte kleuren, en dan het idee dat ze alles mogen zijn wat ze willen. Maar ik snap de weerstand ook wel.
Als je het woord ‘genderneutraal’ hoort, waar denk je dan aan? Wat stel je je voor? Ik denk aan grijs. Een grijzig midden tussen twee kleurige uiteinden. Het klinkt niet erg vrolijk. Zweedse columnisten dachten wel aan iets vrolijks, zij stelden genderneutraliteit voor als een soort barbapapa-land. Grote, kleurige, verschillende wezens met lieve ogen. Maar wel een beetje kinderachtig. Ik stel me zo voor dat dat ook het voornaamste bezwaar is van dit soort critici. Veel mensen associeren gender met seks en seks met volwassenheid, en genderneutraliteit dus met seksloosheid en kinderachtigheid.
Wat is die link tussen gender en seks? Ik vind het een interessante. Hoe fluïde mijn seksuele oriëntatie ook is, mijn seksuele verlangen naar mensen is gegendered: ik merk dat ik specifieke combinaties van mannelijkheid en vrouwelijkheid aantrekkelijk vind. Gender is misschien wel de taal van verlangen. Vandaar ook dat butch-femme weer zo helemaal ‘in’ is – het is sexy, en volgens mij niet vanwege een soort heteronormativiteit maar vanwege een verlangen naar contrast en uitgesprokenheid.
Maar waaróm is gender voor mij en veel anderen een taal van verlangen? Komt dat niet gewoon omdat we van jongs af aan doordrenkt zijn met gender, terwijl dat ook anders zou kunnen? Kunnen contrast en uitgesprokenheid dan niet bestaan in een genderneutrale wereld?
‘Neutraal’ is dan denk ik het verkeerde woord. ‘Neutraal’ klinkt naar allesbehalve uitgesprokenheid en contrast – het klinkt als eenheidsworst. Ik kan me een wereld voorstellen waarin het hebben van een mannelijk of vrouwelijk voortplantingsstelsel niet dé manier is waarop we mensen indelen. Maar waarin mensen oneindig divers en variabel zijn. Een grote veelkleurigheid, een bonte parade aan mensen. Geen neutraliteit, maar diversiteit.