Mediakritiek als vak
in het onderwijs.
Accentverschuiving
media educatie.
In ‘”Media-educatie, een kennisinventarisatie”” wordt een
kort en helder overzicht gegeven over de media educatie ontwikkeling, waaruit
blijkt dat al in de twintiger jaren van
de vorige eeuw over de rol van media en het onderwijs werd nagedacht. Toen lag
het accent op de bescherming van het kwetsbare kind. De film en andere media
werden sowieso als schadelijk gezien voor de tere kinderziel! Vanaf de jaren zestig werd vooral de kritische
stroming benadrukt: het ging erom om de bedoeling van de media te achterhalen
en deze al of niet verborgen boodschap kritisch te analyseren. In de daarop
volgende jaren zeventig werd onder
invloed van de technische mogelijkheden, vooral gefocust op het zelf produceren
van media: fotografie, video, radio en het construeren van een nieuwe of eigen
werkelijkheid. In de daarop volgende jaren
tachtig werd veelal geanalyseerd wat de media met je doen en welke rol ze
spelen in de maatschappij. Vanaf de
negentiger jaren ligt het accent op computers, ICT en het omgaan met
digitale informatie. Welke digitale bronnen zijn betrouwbaar en ook samengaan
en in elkaar overlopen van de media. Ook zijn mediavormen inmiddels erkende
kunstvormen geworden. Tegenwoordig
speelt het feit dat iedereen een producent is of kan zijn en zijn media een
middel tot participatie en emancipatie geworden. Wat al deze perioden gemeen
hebben is het meer en meer gebruik van media, aandacht voor kritische analyse
en het zelf produceren van mediaproducten.
Hoe werden die verschillende
manieren om tegen media-educatie aan te kijken zichtbaar in het onderwijs?
Zoals eerder gezegd werd in de tachtiger jaren aansluiting
gezocht met maatschappelijke vakken en culturele vorming en lag het accent op
het vormende aspect. Later verschoof
dat naar de vormgevende kant, de
productie kant en werd er gesproken van audiovisuele vormgeving en werd het vak
ondergebracht binnen de kunstvakken. Momenteel wordt audiovisuele vormgeving
dan ook gezien als een onderdeel van beeldende vormgeving. Met het begrip media
educatie komt zowel de vormgevende als de vormende kant naar voren.
Nederland bestaat het vak media-educatie niet. Sinds zo’n
tien, vijftien jaar is het wel een onderwerp dat met regelmaat aan de orde komt
in onderwijsdiscussies. Al in 1984 verscheen een “”Deelrapport Audiovisuele
vorming””, waarin gepleit wordt voor een verzelfstandiging van het vakgebied.
Vanaf 1993 bestaat het autonome vak audiovisuele vormgeving binnen het
voortgezet onderwijs. In 1998 verscheen “”Een leerplan Audiovisuele
Vormgeving””, waarin het brede vakgebied met allerlei voorbeeldlessen
beschreven wordt. Ook bij de invoering van de Tweede Fase en met name bij de
introductie van het nieuwe vak Culturele en Kunstzinnige Vorming1(CKV1) en CKV2
en CKV3 wordt audiovisuele vorming weer zichtbaar. Zo is het filmbezoek
opgenomen als een mogelijke culturele activiteit bij CKV1. Zo zijn film,
fotografie, televisie en nieuwe media goed vertegenwoordigd bij het Domein
Massacultuur van CKV2. En kan er examen in gedaan worden wanneer een school
naast een traditioneel beeldend vak ook audiovisueel aanbiedt. Dit komt helaas
nog nauwelijks voor. Wel zien we dat leerlingen in plaats van het maken van een
papieren reflectieverslag een digitaal portfolio maken, waardoor ze ook media educatieve
competenties leren hanteren: kritisch zoeken, selecteren, vormgeven en creëren.
Wat is nu het verschil
tussen audiovisuele vorming, audiovisuele vormgeving en media-educatie en
mediawijsheid?
De definitie die nu voor audiovisuele vormgeving gehanteerd
wordt is:
Audiovisuele vormgeving betreft het ontwikkelen van kennis,
inzicht in en vaardigheden met betrekking tot het vormgeven en beschouwen van
producten op het gebied van fotografie, film, televisie, video en nieuwe media.
Bij audiovisueel vormgeving staat het betekenisgevingproces centraal, waarbij
de historische en maatschappelijke context van het communicatieproces betrokken
wordt.
Het begrip media-educatie heeft in Nederland lange tijd veel
onduidelijkheid opgeleverd. Ook kon men maar niet komen tot een eenduidige
definitie. Veel van wat met media-educatie bedoeld wordt, is terug te vinden in
de definitie van audiovisuele vormgeving. Bij media-educatie gaat het om de
kennis en kunde om passief, reflectief en productief met media om te kunnen
gaan. Kortom: leren over media, met gebruikmaking van media.
Juli 2005 introduceerde de Raad voor Cultuur het nieuw
begrip mediawijsheid. De raad definieert het als volgt: Mediawijsheid duidt op
het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burger zich bewust,
kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en
fundamenteel gemedialiseerde wereld. Het gaat om het ontwikkelen van een nieuw
burgerschap, waarbij jong en oud kritisch met media moeten kunnen omgaan en
effectief kunnen gebruiken. Om dit aan te leren zou zowel een taak van het
onderwijs als ouders zijn.
Media-educatie
praktijk in het onderwijs
Vanuit de overheid is het vormgevende aspect van media
educatie ondergebracht binnen de kunstvakken. Meer maatschappelijk aspecten
maken onderdeel uit van Maatschappijleer. Het technisch gebruik van computers
en ICT –gebruik is verspreid over alle vakken.
Hoe ziet de inhoud van
media educatie eruit?
Ondanks dat de overheid weinig houvast biedt en richting
geeft, wordt er in het basis- en voortgezet onderwijs afhankelijk van de
kennis, de ervaring en het enthousiasme van de docent en de wel of niet
aanwezige faciliteiten aan media-educatie gedaan. Het beperkt zich hier veelal
tot projecten die geen structureel onderdeel uitmaken van het leerplan.
Voorbeelden van projecten zijn veelal gekoppeld aan het aanbod van Centra voor
Kunsteducatie en eventueel ondersteunt door een audiovisuele consulent. De
projecten hebben meestal een sterk productief karakter. Projecten die gericht zijn
op filmeducatie, als onderdeel van media-educatie hebben vooral een receptief
karakter.
Welke media educatie
onderdelen kunnen zinvol in het onderwijs worden behandeld?
Zo versnipperd als het overheidbeleid tot nu toe is, zo
versnipperd is ook het concrete aanbod. Er zijn instellingen en projecten die
zich heel erg richten op de vormgevende kant, de kunstzinnige kant: zelf media
maken, zelf filmen, leren ontwerpen, leren vormgeven met media. Deze
instellingen hebben veelal grote raakvlaken met de kunsten kant en sluiten aan
bij het kunstonderwijs.
Een andere invalshoek zijn instellingen en projecten die
vooral de journalistieke kant benadrukken. Ook daarbij kan het gaan om het zelf
maken van media: een krant, een fotoreportage of een videojournaal.
De andere invalshoek zijn de meer maatschappelijk projecten,
waarbij het gaat over de rol die de media spelen in de maatschappij. Hierbij
gaat het vooral om inzicht te krijgen in de werking van media en met namen
aspecten van beeldvorming, stereotypering en subjectieve selectie van
informatie.
Naast deze verschillende inhoudelijke invalshoeken, zijn er
instituten en projecten die zich richten op 1 medium: bv film. Een aparte rol
is weggelegd voor de audiovisueel consulenten die werkzaam zijn bij Steunfunctie
Instellingen en Centra voor Kunsteducatie. Die bieden zowel voor het BO als het
VO een aantal regionale projecten aan. Ook organiseren zijn educatieve bezoeken
fototentoonstellingen of andere media gelieerde instellingen.
Wat is het probleem?
Media zijn alom aanwezig en hebben grote invloed op de
maatschappij als geheel en op individuele personen. Er zijn grote verschillen
tussen personen die wel of niet toegang hebben tot media en daar effectief mee
kunnen omgaan. Om een volwaardig burger te kunnen zijn moet je mediawijs zijn.
Dat betekent dat je over kennis, vaardigheden en mentaliteit moet beschikken,
waardoor je je bewust, kritisch en actief in de gemedialiseerde wereld kunt
begeven. Probleem is: hoe zorg je je als maatschappij voor dat iedereen dat kan
worden?
Wat zijn momenteel de knelpunten?
- Het
ontbreken van een breed draagvlak vanuit het onderwijs over het belang van
media educatie voor leerlingen (BO) en scholieren (VO).
- Het
ontbreken van een breed draagvlak vanuit ouders over het belang van media
educatie voor toekomstige burgers.
- Het
ontbreken van prioriteit door media gelieerde organisaties (omroepen,
nicam, filmfestivals, etc) aan (media) educatie.
- Het
ontbreken van een helder vervolg aan het Advies Mediawijsheid van de Raad
voor Cultuur door de overheid.
- Het
ontbreken van een nationaal aanspreekpunt en coördinatie op het gebied van
media educatie.
- Het
ontbreken van de politieke wil om in plaats van de beschermingsvariant te
kiezen voor de empowermentvariant van zelfstandige burgers.
Ad van Dam is voorzitter van de VKAV, Vereniging Audiovisuele
Educatie, www.vkav.nl en GroenLinks duo-raadslid Amsterdam
Geuzenveld-Slotermeer.