In de begin jaren van de televisie, begin zestigerjaren, was er het kindertelevisie programma: De Verrekijker. Het zwart wit programma begon met het uitschuiven van een verrekijker. De camera nam het kader van de ronde verrekijker over en als kijker zag je wat degene zag die de verrekijker in zijn hand had. Samen keek je dan ver. De verrekijker keek naar andere landen, andere culturen, andere mensen. Tele-visie was in die tijd nog letterlijk ‘’ver zien’. Als kijker werd je zelf een verrekijker of verder kijker. Vanuit je luie stoel, kreeg je kijkje over de hele wereld.

De verrekijker en de televisie zijn veranderd in een computer en een beeldscherm. Nu is het zo dat je zelf kunt bepalen wat je te zien krijgt. De hele wereld komt bij je thuis. Iedereen kijkt zo naar zijn eigen keuze. Zijn eigen wereld.

Tussen toen en nu lijkt er weinig veranderd en tot ook weer heel veel. De media zijn geïndividualiseerd en alom aanwezig. Maar wat krijgen we te zien en in hoeverre bepalen die beelden onze werkelijkheid en hebben invloed op ons denken en handelen?

Mediakritiek als vak

in het onderwijs.

Accentverschuiving

media educatie.

In ‘”Media-educatie, een kennisinventarisatie”” wordt een

kort en helder overzicht gegeven over de media educatie ontwikkeling, waaruit

blijkt dat al in de twintiger jaren van

de vorige eeuw over de rol van media en het onderwijs werd nagedacht. Toen lag

het accent op de bescherming van het kwetsbare kind. De film en andere media

werden sowieso als schadelijk gezien voor de tere kinderziel! Vanaf de jaren zestig werd vooral de kritische

stroming benadrukt: het ging erom om de bedoeling van de media te achterhalen

en deze al of niet verborgen boodschap kritisch te analyseren. In de daarop

volgende jaren zeventig werd onder

invloed van de technische mogelijkheden, vooral gefocust op het zelf produceren

van media: fotografie, video, radio en het construeren van een nieuwe of eigen

werkelijkheid. In de daarop volgende jaren

tachtig werd veelal geanalyseerd wat de media met je doen en welke rol ze

spelen in de maatschappij. Vanaf de

negentiger jaren ligt het accent op computers, ICT en het omgaan met

digitale informatie. Welke digitale bronnen zijn betrouwbaar en ook samengaan

en in elkaar overlopen van de media. Ook zijn mediavormen inmiddels erkende

kunstvormen geworden. Tegenwoordig
speelt het feit dat iedereen een producent is of kan zijn en zijn media een

middel tot participatie en emancipatie geworden. Wat al deze perioden gemeen

hebben is het meer en meer gebruik van media, aandacht voor kritische analyse

en het zelf produceren van mediaproducten.

Hoe werden die verschillende

manieren om tegen media-educatie aan te kijken zichtbaar in het onderwijs?

Zoals eerder gezegd werd in de tachtiger jaren aansluiting

gezocht met maatschappelijke vakken en culturele vorming en lag het accent op

het vormende aspect. Later verschoof

dat naar de vormgevende kant, de

productie kant en werd er gesproken van audiovisuele vormgeving en werd het vak

ondergebracht binnen de kunstvakken. Momenteel wordt audiovisuele vormgeving

dan ook gezien als een onderdeel van beeldende vormgeving. Met het begrip media

educatie komt zowel de vormgevende als de vormende kant naar voren.

Nederland bestaat het vak media-educatie niet. Sinds zo’n

tien, vijftien jaar is het wel een onderwerp dat met regelmaat aan de orde komt

in onderwijsdiscussies. Al in 1984 verscheen een “”Deelrapport Audiovisuele

vorming””, waarin gepleit wordt voor een verzelfstandiging van het vakgebied.

Vanaf 1993 bestaat het autonome vak audiovisuele vormgeving binnen het

voortgezet onderwijs. In 1998 verscheen “”Een leerplan Audiovisuele

Vormgeving””, waarin het brede vakgebied met allerlei voorbeeldlessen

beschreven wordt. Ook bij de invoering van de Tweede Fase en met name bij de

introductie van het nieuwe vak Culturele en Kunstzinnige Vorming1(CKV1) en CKV2

en CKV3 wordt audiovisuele vorming weer zichtbaar. Zo is het filmbezoek

opgenomen als een mogelijke culturele activiteit bij CKV1. Zo zijn film,

fotografie, televisie en nieuwe media goed vertegenwoordigd bij het Domein

Massacultuur van CKV2. En kan er examen in gedaan worden wanneer een school

naast een traditioneel beeldend vak ook audiovisueel aanbiedt. Dit komt helaas

nog nauwelijks voor. Wel zien we dat leerlingen in plaats van het maken van een

papieren reflectieverslag een digitaal portfolio maken, waardoor ze ook media educatieve

competenties leren hanteren: kritisch zoeken, selecteren, vormgeven en creëren.

Wat is nu het verschil

tussen audiovisuele vorming, audiovisuele vormgeving en media-educatie en

mediawijsheid?

De definitie die nu voor audiovisuele vormgeving gehanteerd

wordt is:

Audiovisuele vormgeving betreft het ontwikkelen van kennis,

inzicht in en vaardigheden met betrekking tot het vormgeven en beschouwen van

producten op het gebied van fotografie, film, televisie, video en nieuwe media.

Bij audiovisueel vormgeving staat het betekenisgevingproces centraal, waarbij

de historische en maatschappelijke context van het communicatieproces betrokken

wordt.

Het begrip media-educatie heeft in Nederland lange tijd veel

onduidelijkheid opgeleverd. Ook kon men maar niet komen tot een eenduidige

definitie. Veel van wat met media-educatie bedoeld wordt, is terug te vinden in

de definitie van audiovisuele vormgeving. Bij media-educatie gaat het om de

kennis en kunde om passief, reflectief en productief met media om te kunnen

gaan. Kortom: leren over media, met gebruikmaking van media.

Juli 2005 introduceerde de Raad voor Cultuur het nieuw

begrip mediawijsheid. De raad definieert het als volgt: Mediawijsheid duidt op

het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burger zich bewust,

kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en

fundamenteel gemedialiseerde wereld. Het gaat om het ontwikkelen van een nieuw

burgerschap, waarbij jong en oud kritisch met media moeten kunnen omgaan en

effectief kunnen gebruiken. Om dit aan te leren zou zowel een taak van het

onderwijs als ouders zijn.

Media-educatie

praktijk in het onderwijs

Vanuit de overheid is het vormgevende aspect van media

educatie ondergebracht binnen de kunstvakken. Meer maatschappelijk aspecten

maken onderdeel uit van Maatschappijleer. Het technisch gebruik van computers

en ICT –gebruik is verspreid over alle vakken.

Hoe ziet de inhoud van

media educatie eruit?

Ondanks dat de overheid weinig houvast biedt en richting

geeft, wordt er in het basis- en voortgezet onderwijs afhankelijk van de

kennis, de ervaring en het enthousiasme van de docent en de wel of niet

aanwezige faciliteiten aan media-educatie gedaan. Het beperkt zich hier veelal

tot projecten die geen structureel onderdeel uitmaken van het leerplan.

Voorbeelden van projecten zijn veelal gekoppeld aan het aanbod van Centra voor

Kunsteducatie en eventueel ondersteunt door een audiovisuele consulent. De

projecten hebben meestal een sterk productief karakter. Projecten die gericht zijn

op filmeducatie, als onderdeel van media-educatie hebben vooral een receptief

karakter.

Welke media educatie

onderdelen kunnen zinvol in het onderwijs worden behandeld?

Zo versnipperd als het overheidbeleid tot nu toe is, zo

versnipperd is ook het concrete aanbod. Er zijn instellingen en projecten die

zich heel erg richten op de vormgevende kant, de kunstzinnige kant: zelf media

maken, zelf filmen, leren ontwerpen, leren vormgeven met media. Deze

instellingen hebben veelal grote raakvlaken met de kunsten kant en sluiten aan

bij het kunstonderwijs.

Een andere invalshoek zijn instellingen en projecten die

vooral de journalistieke kant benadrukken. Ook daarbij kan het gaan om het zelf

maken van media: een krant, een fotoreportage of een videojournaal.

De andere invalshoek zijn de meer maatschappelijk projecten,

waarbij het gaat over de rol die de media spelen in de maatschappij. Hierbij

gaat het vooral om inzicht te krijgen in de werking van media en met namen

aspecten van beeldvorming, stereotypering en subjectieve selectie van

informatie.

Naast deze verschillende inhoudelijke invalshoeken, zijn er

instituten en projecten die zich richten op 1 medium: bv film. Een aparte rol

is weggelegd voor de audiovisueel consulenten die werkzaam zijn bij Steunfunctie

Instellingen en Centra voor Kunsteducatie. Die bieden zowel voor het BO als het

VO een aantal regionale projecten aan. Ook organiseren zijn educatieve bezoeken

fototentoonstellingen of andere media gelieerde instellingen.

Wat is het probleem?

Media zijn alom aanwezig en hebben grote invloed op de

maatschappij als geheel en op individuele personen. Er zijn grote verschillen

tussen personen die wel of niet toegang hebben tot media en daar effectief mee

kunnen omgaan. Om een volwaardig burger te kunnen zijn moet je mediawijs zijn.

Dat betekent dat je over kennis, vaardigheden en mentaliteit moet beschikken,

waardoor je je bewust, kritisch en actief in de gemedialiseerde wereld kunt

begeven. Probleem is: hoe zorg je je als maatschappij voor dat iedereen dat kan

worden?

Wat zijn momenteel de knelpunten?

  1. Het

    ontbreken van een breed draagvlak vanuit het onderwijs over het belang van

    media educatie voor leerlingen (BO) en scholieren (VO).

  2. Het

    ontbreken van een breed draagvlak vanuit ouders over het belang van media

    educatie voor toekomstige burgers.

  3. Het

    ontbreken van prioriteit door media gelieerde organisaties (omroepen,

    nicam, filmfestivals, etc) aan (media) educatie.

  4. Het

    ontbreken van een helder vervolg aan het Advies Mediawijsheid van de Raad

    voor Cultuur door de overheid.

  5. Het

    ontbreken van een nationaal aanspreekpunt en coördinatie op het gebied van

    media educatie.

  6. Het

    ontbreken van de politieke wil om in plaats van de beschermingsvariant te

    kiezen voor de empowermentvariant van zelfstandige burgers.

Ad van Dam is voorzitter van de VKAV, Vereniging Audiovisuele

Educatie, www.vkav.nl en GroenLinks duo-raadslid Amsterdam

Geuzenveld-Slotermeer.