Het stuk “Een planmatige maar warme benadering” van Peter Dankmeijer, geeft een zeer helder overzicht van wat in workshop 4 is besproken en de beleidsmaatregelen zoals daar geformuleerd kunnen grofweg overgenomen worden. In dit verslag van de workshop zullen dan ook alleen enkele aanvullende opmerkingen geformuleerd worden aangaande de politieke dimensies van dit onderwerp.

Ten grondslag van een goed seksueel

diversiteitbeleid op scholen ligt het concept burgerschap, waarbij wordt

geleerd en gesproken over respect en omgang tussen mensen. Dit concept is ook

de basis van goed diversiteitbeleid rond gender en multiculturaliteit en gaat

verder dan antidiscriminatie. Het is een positief geformuleerd idee van respect

en omgangsvormen. Op grond van het concept burgerschap kan verder worden

gebouwd en kan een lespakket rond de verschillende identiteiten verder bouwen.

Dat is daarmee ook de basis op grond waarvan het concept makkelijker ingang kan

krijgen politiek gezien.

Politiek landelijk:

  • Cijfermatige doelstellingen formuleren (geldt voor alle

    diversiteitsterreinen, maar op het gebied van seksuele diversiteit bestaan

    deze überhaupt niet, op andere terreinen reeds wel).

  • OCW moet uit (laten) zoeken hoe de situatie nu is en dan zal

    blijken dat scholen niet kunnen, niet willen of niet willen. Dit terwijl

    het ministerie vaak gebruik maakt van het argument dat de

    verantwoordelijkheid bij scholen ligt. Als blijkt dat dit niet werkt zal

    de overheid van verantwoordelijkheid moeten nemen. Het ministerie zal niet

    erkennen, vandaar dat een onderzoek naar de huidige situatie, met een

    positief geformuleerde onderzoeksvraag, de bekende conclusie moet trekken.

  • OCW moet de ontwikkeling van een burgerschapspakket ontwikkelen
  • OCW kan lokale projecten ondersteunen
  • De landelijke overheid moet leiderschap tonen op een warme manier.
  • Aangezien de vakbonden en homobeweging graag willen meewerken aan

    beter (seksuele) diversiteitbeleid op scholen ligt de bal nu bij de

    overheid: zij moeten preventief beleid en curriculaire invulling verplicht

    stellen, zodat scholen er niet meer onderuit kunnen.

  • De organisatie ‘Artikel 1’ moet afdoende financiering krijgen.
  • OCW moet financiering verzorgen en politieke leiderschap tonen,

    maar zelf pakketen willen ontwikkelingen. Wel moet ze erop aansturen dat

    bij de ontwikkeling van pakketen expertise organisaties op elk van de

    identiteiten betrokken is en dat de ontwikkeling niet enkel bij een onderwijs

    organisatie ligt.

Regionale politiek:

  • Op een aantal scholen van 30 tot 60 zou een ‘regioconsulent’

    ingesteld moeten worden die zich bezighoud met de implementatie van beleid

    en het warm benaderen van de schoolleiding van scholen. Grote steden kunnen

    deze zelf instellen en betalen, kleinere gemeenten niet. In dat geval

    moeten op regionaal niveau consulenten worden ingesteld.

Lokale politiek:

  • Gemeenten kunnen stimuleringsmaatregelen nemen (geld)
  • Gemeenten hebben een leiderschapsrol, zij moeten een visie hebben

    en een plan van aanpak formuleren.

  • Gemeente kunnen de warme component vormen door vragen te stellen en

    zich betrokken op te stellen

Politieke aanpak:

  • De raad(sfracties) en TK(fracties) moeten weten wat ze kunnen

    afdwingen. GL kan deze acties voorbereiden.

  • De verschillende GroenLinkse werkgroepen kunnen gezamenlijk het

    idee van een burgerschapspakket aandragen (wellicht aansluitend op het

    idee van mediakritiek van Tofik) en wat GL verder kan lanceren

  • De framing van het probleem ligt deels bij het feit dat OCW zegt

    dat scholen zelf goed met diversiteitbeleid om kunnen gaan. GL moet het

    probleem duidelijk en stellig bij OCW leggen in plaats van de scholen.

  • GL landelijk kan voor de gemeentes een blauwdruk verzorgen wat de

    lokale afdelingen kunnen doen rond (seksuele) diversiteit en welke

    middelen gemeenten dan hebben.

Verslag werkgroep 3 door Niels Spierings