Het eerste gedeelte van de seksuele ontwikkeling hebben jeugdigen vaak al behoorlijk goed onder de knie: tieners weten al precies ‘hoe het moet’. Over het gymnastiekaspect van seksualiteit hoef je ze dan ook nauwelijks nog iets te leren. Via films, bladen en vooral via internet raken ze gemakkelijk en volledig op de hoogte van wat er allemaal technisch mogelijk is.


Eenzijdige

kennis & bimbocultuur

De sociaal-emotionele aspecten blijven daarbij echter vaak

volledig onderbelicht. Of het moet zijn dat je vlinders in je buik voelt, dat

je vioolmuziek hoort aanzwellen en dat je alles door een roze bril bekijkt,

zoals dit in romantische Hollywoodfilms vaak geval is. Als in dit soort films

ook nog sprake is van een seksscène, dan komen de betrokken man en vrouw – want

het gaat natuurlijk bijna alleen maar over heteroseksuele stellen – uiteraard

tegelijk klaar en bij voorkeur in een missionarispositie. Deze voorstelling van

seksualiteit heeft natuurlijk niet heel veel met het echte seksuele leven te

maken. Niet van volwassenen en al helemaal niet van jeugdigen.

De gemiddelde pornofilm of pornosite op internet heeft

natuurlijk nòg minder met realistische seksualiteit te maken. Jongens in een

VPRO-documentaire van een tijdje geleden, gaven aan dat ze veel van pornofilms

konden leren, bijvoorbeeld hoe je meiden kunt versieren. Het is natuurlijk niet

bekend welke films zij gezien hebben, maar simpelweg de deur opendoen voor de

pizzakoerier om vervolgens met de gymnastiekoefeningen te beginnen, is niet

echt een versiertruc waar veel meiden voor vallen.

Alhoewel: in steeds meer situaties lijkt dit toch al wel

voldoende te zijn. In het recent in het Nederlands verschenen boekje “Female Chauvinist Pigs, de opkomst van de

bimbocultuur” beschrijft de auteur Ariel Levy allerlei situaties waarin

meiden een heuse striptease voor publiek uitvoeren voor de spreekwoordelijke

appel en een ei – in dit geval vaak een petje of een topje van het zogeheten

Girls Gone Wild-bedrijf.

Levy geeft onder andere aan dat de maatschappij steeds

ranziger wordt. Het ergste daarbij is niet dat meiden steeds duidelijker sexy

willen zijn, vindt zij. Het probleem is dat die meiden alleen sexy willen lijken. Ze willen zich autonoom en

krachtig presenteren – soms zelfs onder het mom van feminisme – door precies

dat te doen waar het mannelijk publiek van geniet. En daarbij gaan ze vaak

volledig voorbij aan het genot dat ze zelf zouden kunnen hebben van seks.

De meiden kleden zich als sexy stoeipoezen om mannen te

behagen en om zowel vrouwen als mannen te imponeren door het meest sexy te

zijn. Zij ontlenen hier vervolgens macht en eigenwaarde aan, denken ze. Hun

sexy-zijn is dus niet voor hen zelf bedoeld, maar wordt als middel ingezet.

Dit is een situatie waar veel meiden in Nederland ook mee te

maken hebben. Er zijn weinig mensen meer onzeker dan meiden in de

puberleeftijd. Zij gaan dan ook heel erg ver om ‘er bij’ te mogen horen.

Iedereen kent waarschijnlijk de verhalen over meiden die wel een jongen willen

pijpen in ruil voor een Breezer. Regelmatig wordt hier aandacht aan besteed in

de media. In hoeverre dit gedrag gemeengoed is, is natuurlijk de vraag. Maar

het gebeurt vaker dan wij als maatschappij zouden moeten wensen.

En het lijkt minder vergezocht, maar het is een uiting van

de zelfde basisgedachte: meiden die zich uitkleden voor de webcam. Soms gebeurt

dit voor een vriendje, soms voor de grap en soms voor een wildvreemde. Meiden

voelen zich op de één of andere manier gewaardeerd door dit deel van hun

seksualiteit – van hun identiteit – bloot te geven aan anderen. En zelden gaat

het daarbij dus om hun eigen plezier, zoals hierboven al aangegeven.

Op enkele urban- of hardcorefeesten schijnt het tegenwoordig

ook al redelijk normaal te zijn om vrouwen naakt op een podium te zien

paaldansen. Bezoekers van deze feesten kijken er ook nauwelijks meer van op

wanneer deze vrouwen vervolgens met elkaar of met een mannelijke danser seks

hebben op datzelfde podium, zo lijkt het. En die feesten worden niet zelden

heel goed bezocht. De combinatie van uitgaan en porno wordt op deze manier

steeds gemakkelijker gelegd voor tieners en jongeren.

Het is niet nodig om als volwassene hierover met een

opgeheven vingertje te zeggen dat dit allemaal niet mag. Als meiden en jongens

zelf willen doen wat ze aan het doen zijn, dan is dat in principe prima

natuurlijk. Welke reden ze daar ook voor hebben. Maar het is de druk vanuit hun

sociale omgeving die ons zorgen moet baren. De druk die hen er toe brengt om

veel verder te gaan dan zij zelf eigenlijk willen. De druk op meiden om zich

sexy aan de wereld te presenteren zonder daar zelf van te genieten. En vooral

ook zonder andere kwaliteiten van zichzelf belangrijk te vinden. Sexy zijn is

blijkbaar hun voornaamste doel.

Op basis van bovenstaande zouden we de indruk kunnen krijgen

dat jongens zich in een permanente ‘candy shop’ bevinden. Dat is gedeeltelijk

ook terecht. Dit betekent echter niet dat dit soort situaties voor jongens

altijd volkomen helder zijn. Jongens kunnen ook behoorlijk de weg kwijt zijn.

Het lijkt of ze leven in een situatie van onbegrensde mogelijkheden en daar zit

‘m precies de valkuil. Het zogenaamd ontbreken van grenzen geeft jongens de

indruk dat ze alle vrijheid hebben en daar volop van mogen genieten. Maar ze

krijgen, net als meiden, een redelijk vastomlijnd idee mee van hoe seks hoort

te zijn. Als jongen moet je zus en moet je zo. Jongens krijgen ook nauwelijks

de tijd om te experimenteren met hun eigen seksuele gevoelens en wensen.

En juist omdat ze vanuit hun omgeving nauwelijks het idee

krijgen dat er grenzen zijn, lopen ze af en toe heel erg tegen de muur. Hoe

krom dit ook klinkt, soms zijn jongens oprecht verbaasd dat een meisje het niet

leuk heeft gevonden dat ze met vijf jongens gelijk na elkaar seks heeft gehad.

Ze hebben geen signalen van haar gekregen of ze hebben die niet herkend. Zowel

de jongens als het meisje in kwestie zijn in de veronderstelling dat hun gedrag

min of meer normaal is. Ook al hebben ze zich er persoonlijk helemaal niet

prettig bij gevoeld.

Ze betitelen hun activiteit dan ook absoluut niet als een

groepsverkrachting. Een ‘verkrachting’ vindt namelijk plaats wanneer een man

een meisje van de fiets trekt en haar de bosjes in sleurt voor seks. Dat is hun

idee. Gezellig samen seksen in een garagebox na afloop van een feestje is geen

verkrachting. Ook niet als het meisje helemaal geen seks wilde en het gevoel

had dat ze niet meer kon weigeren en zich bang voelde tegenover die vijf

jongens of geen watje wilde lijken en ga zo maar door.

Zowel de jongens als het meisje kunnen deze situatie als

onprettig beleven, maar zo hoort het nu eenmaal, denken zij.

En wie gaat deze meisjes en jongens vertellen dat het niet

per se zo hoort? Dat bepaald gedrag wel en ander gedrag niet wenselijk of

acceptabel kan zijn? Welke volwassenen stellen jeugdigen vragen over hun

seksuele gevoelens en gedrag?

Kortom, waar bestaat er ruimte in onze maatschappij om

jeugdigen na te leren denken over seksueel gedrag, over wensen en over grenzen.

De

afwezigheid van volwassen begeleiding

Jeugdigen moeten in de huidige maatschappij vaak zelf maar

bekijken hoe zij zich seksueel ontwikkelen in de constante stroom van

zogenaamde ‘informatie’. Vaak ligt de nadruk daarbij op wat er kan en mogelijk

is. Deze uitgangspunten worden belangrijker geacht dan te kijken wat ze zelf

willen en wensen.

Zonder een goede begeleiding op weg naar hun volwassenheid

moeten velen van hen zelf maar uitzoeken wat het leven voor hen in petto heeft.

Ouders zijn vaak te druk met hun werk of hebben om andere redenen geen tijd,

zin of energie om zich al te intensief met de opvoeding van hun kinderen bezig

te houden – laat staan met de seksuele opvoeding. Dit betekent niet dat ouders vroeger

beter en vaker met hun kroost over seksualiteit spraken. Het omgekeerde is

eerder waar. Waarschijnlijk wordt er even weinig over dit onderwerp gesproken,

maar de balans is verder doorgeslagen: in de maatschappij is er op een

eenzijdige manier heel veel meer aandacht voor.

Ook andere volwassenen bemoeien zich nauwelijks met de

(seksuele) ontwikkeling van jeugdigen. De spreekwoordelijke buurvrouw houdt

geen oogje meer in het zeil – zij vindt de jeugd van tegenwoordig vaak zelfs

eng. Politieagenten hebben nauwelijks nog preventieve taken. En op het

jongerenwerk is al jarenlang bezuinigd.

Leerkrachten zijn, naast ouders, vaak de enige volwassenen

met wie jeugdigen met enige regelmaat contact hebben. En zij worden al

overspoeld met extra taken die niet direct iets met hun baan als leerkracht te

maken hebben.

Er zijn dus nauwelijks volwassenen die structureel aanwezig

zijn in het leven van een jeugdige èn die ook nog eens de tijd nemen om met

jeugdigen naar de wereld te kijken en er ideeën over te ontwikkelen. Samen met

leeftijdsgenoten, die ook maar wat aanmodderen, zoeken deze jeugdigen hun weg.

En die weg wordt voornamelijk bepaald door beelden die zij zien, door

stoerdoenerij, door ‘peer pressure’ – door met elkaar het groepsgedrag te

bepalen.

Stijgende

aandacht

In Nederland komen langzaamaan steeds meer ouders,

organisaties en ook politici tot de conclusie dat er meer seksuele voorlichting

moet komen. Daarbij moet de aandacht niet alleen uitgaan naar het voorkómen van

een zwangerschap of het voorkómen van AIDS en andere geslachtsziekten. De

aandacht moet vooral ook gevestigd worden op sociale en emotionele aspecten van

seksualiteit.

Bij deze aandacht moet uiteraard gelet worden op de

capaciteiten en de achtergrond van de doelgroep. De informatie en de

uitwisseling van gedachten moeten afgestemd worden op de jeugdigen, die het

moeten kunnen begrijpen. Zo dient bijvoorbeeld rekening te worden gehouden met

het niveau en de ervaringen van de jeugdigen. Maar dit is lastig, omdat dit

uiteraard per individu varieert.

Twee meer duidelijke zaken om rekening mee te houden, zijn

de leeftijd en de etnische achtergrond. En daarmee beweer ik niet dat het voor

de meeste volwassenen gemakkelijk is om met deze zaken rekening te houden.

In het voortgezet onderwijs wordt nagenoeg altijd wel op de

één of andere manier aandacht besteed aan seksuele voorlichting. In het

basisonderwijs ligt dit blijkbaar veel minder voor de hand. Recentelijk is een

heel interessant onderzoek uitgevoerd door het NIGZ met betrekking tot ‘relationele

en seksuele vorming’ in het basisonderwijs. Eén van de onderzoeksters,

Sanderijn van der Doef, geeft aan dat dit ‘Inventariserend

onderzoek bij 14 regio’s in het kader van de week van de Lentekriebels’

niet volledig representatief is, maar dat het wel een goede indicatie biedt

voor de situatie op basisscholen. Het onderzoek komt dan ook met enkele

belangrijke conclusies.

o

Een derde van de basisscholen in het onderzoek geeft

structureel seksuele voorlichting aan de leerlingen.

o

Daarnaast geeft 14% voorlichting op basis van een project.

o

Aan de andere kant geeft 44% slechts voorlichting wanneer er

vragen van kinderen over dit onderwerp komen.

o

En bijna 6% geeft helemaal geen voorlichting.

Kortom: 50% van de basisscholen in dit onderzoek geeft

nauwelijks tot geen voorlichting.

Uit de resultaten blijkt ook dat hoe hoger de groep, hoe

meer voorlichting er wordt gegeven. Dit lijkt onterecht logisch, want het is

een gemiste kans. Het is juist belangrijk om met jonge kinderen al over dit

onderwerp te praten en een basis te leggen voor een gezonde seksuele

ontwikkeling.

Een derde resultaat van dit onderzoek is dat 65% van de

respondenten het nodig vindt om seksuele vorming op te nemen als kerndoel in

het onderwijsaanbod. Dit lijkt behoorlijk positief, maar dit betekent dus ook

dat 35% dit niet per definitie nodig vindt.

Kortom: er is nog genoeg werk te verrichten op de scholen.

Behalve met leeftijd moet bij seksuele voorlichting ook

rekening gehouden worden met de etnische achtergrond van de doelgroep, zoals

eerder al is aangegeven. In de praktijk blijkt echter dat professionals het

vaak lastig vinden om seksuele voorlichting te geven aan doelgroepen waar zij

zelf niet toe behoren. Om autochtone professionals hierbij op weg te helpen

heeft bijvoorbeeld SOA AIDS Nederland recentelijk het boekje ‘Jongeren, seks en Islam’ uitgebracht.

Maar dat is te beschouwen als een druppel op de gloeiende plaat – zij het een

belangrijke druppel.

De vraag die daarom van belang is, is de volgende:

Hoe kunnen we er als samenleving voor zorgen dat de

betrokken professionals zo goed mogelijk het gesprek over seksualiteit met

verschillende categorieën jeugdigen aan kunnen gaan?

Seksuele

emancipatie

Het belangrijkste bij seksuele voorlichting blijft altijd

aandacht voor de jeugdigen zelf. Zij moeten zelf leren nadenken over hun eigen

seksualiteit. Het is dan ook noodzakelijk om goede randvoorwaarden te creëren

om hen de kans te geven om te emanciperen. Ze hoeven daarbij zeker niet

voorgeschreven te krijgen wat wel en niet netjes is, wat wel en niet mag en wat

ze allemaal moeten voelen.

Het enige dat per se wèl moet, is dat ze leren nadenken over

de eigen grenzen en wensen. Dat ze op een bijna filosofische manier hun eigen

gedrag onder de loep nemen. En experimenteren is daarbij juist goed, maar

alleen als ze het zelf willen en natuurlijk ook als hun eventuele partners het

echt willen.

In dit proces van denken en ervaren moeten zij op de juiste

manier begeleid worden om zich op een goede manier seksueel te kunnen

ontwikkelen.

Ursela van Dijk is werkzaam bij het Jeugdinstituut van de Vrije Universiteit in Amsterdam